
Dwars door de Westhoek
Daar is de lente, daar is de zon. Eindelijk het langverwachte einde aan die winter. Ik word er zowaar vrolijk van. De lentezon nodigt uit voor een stevige wandeling in mijn geliefde Westhoek. Als ik spreek over de Westhoek, heb ik het over dit enig stukje West-Vlaams natuurschoon waar de vele sites ons doen terugdenken aan de Groote Oorlog. Maar wees gerust, de Westhoek is veel meer dan oorlogsrelicten. Het vlakke zware polderland in de IJzervlakte , zijn zwierig zwaaiende velden, zijn kronkelende wegen met sierlijk bochtenwerk, zijn maagdelijk landschap, zijn onvergetelijke vergezichten op de Heuvellandse bergen of zijn hoppevelden rondom het volkse Poperinge: het zijn slechts enkele troeven van de Westhoek. Ik heb nog menig wandelverhaal in petto.
Vandaag trek ik naar de Ieperse deelgemeente Vlamertinge. De inwoners worden er gekscherend pottenbrekers genaamd. Omtrent de spotnaam heerst nog steeds onenigheid. Volgens de ene dateert de naam uit de Middeleeuwen, toen de lakennijverheid er floreerde. Tussen de Ieperlingen en de Poperingenaars heerste destijds een hevige twist rond de beste kwaliteit lakenstof. De frustraties werden halverwege in de toenmalige Vlamertingse afspanningen uitgevochten en dus sneuvelde er menig ‘pot’. Anderen beweren dat de spotnaam zijn oorsprong vind in het vechterstemperament van de inwoners. Uit de tijd dat er elke zondag wel ergens werd gevochten en er menig ‘pot’ sneuvelde. Het juiste verhaal zullen we wellicht nooit weten. De huidige inwoners hebben de gewoonte heden ten dage overgenomen, ofschoon het meer een uiting is geworden van levensgenot en plezier.
De ‘pot’ met een biertje uit de streek zal straks wel sneuvelen. Over naar de topic van vandaag: wandelen. De langgerekte dorpskern met het voormalige neogotische stadhuis en de Sint-Vedastuskerk verlaat ik ter hoogte van de Hopstore Was & Beits. Ondanks mijn belofte het vandaag sporadisch te hebben over het oorlogsverleden kan ik er niet onderuit. Vlamertinge lag net niet of net wel achter het front en dus woedde hier vier jaar lang een hevige oorlogsstrijd. Enkel tussen 7 en 10 oktober 1914 werd het even door de Duitsers bezet, daarna was het een belangrijke plaats voor geallieerde kampen en medische posten. Zo werd het voormalige hopmagazijn ingericht als lazaret. In de schaduw van het gebouw ligt de Hopstore Cemetery, een kleine begraafplaats met talrijke grafzerken van gesneuvelde Royal Engineers. De zwaar afgetakelde Onze Lieve Vrouw kapel waakt over hen.
Eenmaal de drukke Noorderring gedwarst stap ik midden een landschap van nu als getuige van toen. Ondanks dit gebied als veilige zone werd beschouwd maakte de oorlog van dit pastorale landschap een land van putten en bulten. Een kaal en dood maanlandschap, waarbij huizen en straten kapot werden geschoten tot een onherkenbare puinhoop. Een plaats alwaar oorlog werd gevoerd, een plaats alwaar werd gedood en gebeefd. De veldslagen van destijds vormen vandaag een vredig en rijk akkerland uitkijkend op de rug van de Heuvellandse bergen. Stappend naar de Brandhoek tekenen de bulten van de Kemmelberg, de Rode- en Zwarteberg zich af aan het einder.

Poperinge, hoofdstad van de hop en het goede leven ligt recht voor me. De wandelweg wenkt echter af naar een ander wandel- en oorlogsverhaal: dit van de Brandhoek en Staf Nurse Nellie Spindler.
“ Het Poperingse gehucht lag toen grotendeels buiten het bereik van de vijandelijke linies, zodat ter plekke het veldhospitaal nr. 44 werd opgericht. In de zomer van 1917 wordt stafverpleegster Nellie Spindler overgeplaatst naar de Brandhoek. De derde slag om Ieper woedt in alle hevigheid en het veldhospitaal wordt overspoeld door talrijke gewonden. Op 21 augustus 1917 krijgt het veldhospitaal het andermaal zwaar te verduren. Artilleriegranaten op de wisselsporen die de slachtoffers aanvoeren belemmeren de doorgang. Voor de verpleegsters zit er niets anders op dan de gewonden per zes met ambulances te evacueren. Opeens wordt Nellie Spindler samen met twee andere verplegers verrast door een inslaande granaat. De twee verplegers zijn op slag dood, Nellie verliest het bewustzijn en sterft wat later op zessentwintig jarige leeftijd aan haar verwondingen. “
Nellie Spindler is één van de twee Britse vrouwelijke oorlogsslachtoffers die in België begraven ligt. Op een boogscheut van het toenmalige veldhospitaal herbergen het Brandhoek Military Cemetery, Brandhoek New Military Cemetery en het Brandhoek New Military Cemetery N°3 meer dan 2000 gesneuvelden.
Eenmaal het kleine gehucht doorkruist zoek ik de ontluikende groencontouren van de Galgebossen op. Zoals de naam laat vermoeden stonden in de vroege jaren 1700 letterlijk galgen klaar voor de veroordeelden. Tijdens de Eerste Wereldoorlog heerste er een drukke activiteit. Soldaten verbleven er in tenten, barakken of onder geteerde zeilen. De plek “Dirty Bucket Camp “ verwijzend naar de locatie “ Vuile Seule” was een oord van vertier. Britse soldaten konden voor eventjes de loopgraven achter zich laten. Op het kruispunt tussen Poperinge en het oorlogsfront stond een barak voor erediensten en een cinemazaaltje. De woning van de boswachter was toen herberg “ de Gaai “ en bood drank, spijs en vrouw aan.
Thans vormen de Galgebossen een natuurgebied vol pracht en rustgevende stilte. De galgen en de Groote Oorlog maakten plaats voor verschillende beschermde planten en maar liefst 24 soorten dagvlinders. Mijn dag kan alvast niet meer stuk als een paar citroenvlinders voorbij fladderen. Het is lente! Ik volg al enige tijd een stuk van de provinciale Galgebossen wandelroute. Gelegen op de grens tussen Elverdinge en Vlamertinge stap je langs de relicten van een woud dat zich uitstrekte van Beselare naar Watou, maar tussen de 9de en de 14de eeuw grotendeels verdween. Hier kom ik binnenkort beslist terug om de volledige route af te stappen.
Het geheel mondt uit in de Hospitaalstraat. Het kan niets anders – alhier stond tijdens de oorlog een veldhospitaal – al eeuwen lang in feite. De vlak bijgelegen hoeve werd van oudsher “Hospitaalhoeve “ genaamd. In de 12de eeuw werden leprozen en akkerziekten naar hier gebracht om te sterven. Het waren de Hospitaalridders of de paters van Sint Jan van Jeruzalem die instonden voor de verzorging. Verscholen achter de hoeve ligt tussen het groen de Hospital Farm Cemetery. De begraafplaats bereik ik dwars door een weide , alwaar enkele grazers van de eerste zonnestralen genieten. Tussen de 115 Commenwealth grafzerken ligt burger Marcel Top begraven. Wie hij precies was en waarom hij tussen de militairen begraven ligt is onduidelijk. Werkend op de akkers zou hij door een obus getroffen zijn.
Vlak voor de dorpskern van Vlamertinge stap ik het kasteeldomein du Parc in. Het prachtig kasteel in Vlaamse Renaissancestijl, midden een groot park is ingekleurd met fraaie voorjaarsbloemen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd het kasteel afwisselend bezet door verschillende legers, waardoor park en kasteel het mikpunt werden van beschietingen. Het kasteel van Vlamertinge werd beroemd door het gedicht van oorlogsdichter Edmund Blunden, dat als titel droeg: ‘Passing the Chateau, July 1917‘. Zijn eenheid, de ‘11th Royal Sussex‘, was hier in juli 1917 gelegerd ter voorbereiding van de Derde Slag om Ieper. Meteen een waardige afsluiter van deze zonnige lentedag.
© Tekst & foto’s Stefaan Bailleur

